De belangrijkste norm voor moderne brugopleggingen is de NEN-EN-1337. Deze norm is in de huidige versie onderverdeeld in elf delen (in de toekomst zullen meerdere delen worden samengevoegd tot een kleiner aantal delen). De eisen in deze norm zijn in hoofdzaak onder te verdelen naar:
- Sterkte en stabiliteit;
- Bewegingsmogelijkheid;
- Duurzaamheid.
Het huidige en toekomstige deel 1 beslaat alle aspecten die type-onafhankelijk zijn zoals:
- Oplegsysteem
- Minimale ontwerpbewegingen
- Spelingen
- Uitvoeringsdetails
- Aansluiting met de hoofdconstructies (kunstwerk, pijlers en landhoofden)
- Globale eisen voor fabricage
- Eisen aan markering
- Bescherming tegen vuil en andere mechanische invloeden, duurzaamheid en conservering (Huidig deel 9)
- Inspectie (Huidig deel 10)
- Eisen bij transport, opslag en montage (Huidig deel 11)
De overige specifieke aspecten van de verschillende typen opleggingen zijn uitgewerkt in de andere delen van de EN1337-serie. Voor het ontwerp zijn verificatieregels opgenomen. Voor de fabricage zijn fabrieksproductiecontroles (o.a. afnametesten) voorgeschreven.
Sinds 1 juni 2013 is Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten, ook wel Construction Products Regulation (CPR) genoemd, volledig in werking. Rubberopleggingen voor de civiele toepassingen vallen met de geharmoniseerde norm EN 1337 onder deze CPR. Deze CPR is bovenliggend op alle eisen in alle contractvormen. In zeer specifieke gevallen mag een fabrikant afwijken van de verplichting om een CE-markering met prestatieverklaring op te stellen. De voorwaarden worden in art. 5 van de CPR genoemd.
De NEN-EN-1337 is voorgeschreven voor alle type opleggingen of onderdelen van opleggingen voor zover deze in de norm worden behandeld. Indien de voorschriften uit de NEN-EN-1337 volledig worden gerespecteerd, mag de fabrikant de oplegging leveren met een CE-markering.
Omdat de NEN-EN 1337 een Europese generieke norm is die niet altijd recht doet aan de situatie in Nederland, stelt Rijkswaterstaat dikwijls scherpere en aanvullende eisen. Deze zijn vastgelegd in zogenoemde RTD’s (Rijkswaterstaat Technisch Document) en komen bovenop de NEN-EN 1337. Een belangrijk document voor opleggingen is de RTD1012. Deze eisen worden niet afgedekt door de CE-markering, maar dienen aanvullend aangetoond te worden.
In onderstaande tabel een handreiking hoe eisen zich tot elkaar verhouden.
Contractvorm / artikel | Bovenliggende eis | Onderliggende eis |
RAW 2015, art. 01.13.02, 01.14.02, 01.14.03 en 01.14.04 | CPR met CE markering | Minimaal NEN-EN 1337 |
UAV, art 17 en 18 UAV GC | CPR | Minimaal NEN-EN 1337 |
Werken RWS of overige opdrachtgevers | ROK1.1 en 1.2
ROK1.3 |
RTD 1012 (versie 30-01-2012)
RTD 1012 (versie 21-05-2015) De RTD verwijst in zijn aanhef naar de NEN-EN 1337 |
Voor diverse aan opleggingen gerelateerde werkzaamheden bestaan naast de NEN-EN-1337 en de RTD1012 verschillende normen en richtlijnen die van toepassing kunnen zijn. In de onderstaande tabel is hiervan een overzicht weergegeven.
Norm | Ontwerp | Productie | Uitvoering | Opmerking |
Eurocode | X | X | X | |
ROK (RTD1001) | X | X | X | |
NEN-EN1337 | X | X | X | Wordt momenteel herzien. |
RTD1012 | X | X | X | Geeft aanvullingen op NEN-EN1337. |
RTD1017-2 | X | Handleiding CRIAM | ||
CUR 68 en 81 | X | X | Vijzelwerk | |
CUR 54 en 108 | X | Mortelvoegen en gietmortels | ||
CUR 117 | X | Inspectiehandboek opleggingen |