1.2 Historie van opleggingen

Bij integraalkunstwerken zoals stenen boogbruggen en aquaducten komen geen opleggingen voor.

In houten bruggen werden vroeger de krachten vanuit de constructie naar de pijlers en landhoofden overgedragen via houten latten. Deze “dwarsliggers” hadden diverse voordelen. Ze verdeelden de belasting en maakten ook enige rotatie van de bovenbouw mogelijk met beperkte randspanningen. Ook hadden de latten enigszins een dempend effect op trillingen. Figuur 1.1 geeft een impressie van deze wijze van opleggen.

Figuur 1.1 Latten opleggingen bij een houten brug

 

Reeds in de zeventiende eeuw was het bekend dat het volume van een materiaal afhankelijk is van de temperatuur. Echter in die tijd was dit fenomeen van ondergeschikt belang omdat de constructies van hout beperkte overspanningen hadden. Echter, toen in de vroege negentiende eeuw ijzer ging worden toegepast, nam het bewustzijn over het belang van de temperatuurafhankelijkheid toe. En de bewegingen door temperatuur effecten werden beschouwd, ook in relatie tot de stabiliteit van het systeem als geheel.

Tussen 1813 en 1819 bouwde John Rennie The Elder (1761-1821) de Southwark Bridge met drie bogen vervaardigd uit gietijzer met de overspanningen 64, 73, 64 m. Hij klemde de gehele constructie in tussen de landhoofden, maar deze scheurden. Nadat de landhoofden waren herbouwd bleven steeds weer scheuren ontstaan in het wegdek en de voetpaden.

In augustus 1820 completeerde Ralph Dodd (1756-1822) een brug over de Chelmer rivier bij Springfield. De overspanning was slechts 9 m en was voorzien van liggers met een spanwerk vervaardigd uit gietijzer. De bovenzijde van de gietijzeren pijler was uitgevoerd met sleuven waarin de brug kon uitzetten en krimpen. Dit is een eerste vorm van glijdopleggingen. Helaas was de brug te licht gedimensioneerd en moest deze worden herbouwd.

Rond 1820 introduceerden de Leather broers speciale opleggingen voor boogbruggen, scharnieren. In constructies met meerdere overspanningen zoals de Dunham Bridge (1832) werden de elementen gescheiden opdat elk element zelfstandig reageerde op temperatuurveranderingen. De spleten tussen de elementen werden afgedekt met sleepplaten. Deze nieuwe techniek maakte de weg vrij voor ijzeren boogbruggen rond 1830, door een oplossing te bieden voor de temperatuureffecten.

In het begin van de negentiende eeuw werden bruggen met steeds grotere overspanningen gebouwd. Dat leidde tot de introductie van transleerbare zadels. Deze zadels waren niet alleen een oplossing om met de temperatuureffecten om te gaan, maar ook met de veranderlijke belastingen door verkeer. De horizontale belastingen op de torens door wisselende belastingen werd hiermee gereduceerd. Voorbeelden van beweegbare zadels op de torens zijn weergegeven in figuur 1.2.

Figuur 1.2 Voorbeelden van beweegbare zadels op torens van hangbruggen.

 

Rond 1840 werden de opleggingen voor bruggen met liggers werden ontwikkeld. Dat werd noodzakelijk voor de bruggen met grotere overspanningen waarbij gebruik werd gemaakt van puddle iron. Daarmee was de capaciteit van de houten opleggingen niet meer toereikend en werd overgestapt op platen van gietijzer hetgeen kan worden beschouwd als het ontstaan van de ijzeren opleggingen.

Om bewegingen mogelijk te maken zonder grote wrijvingskrachten die leidden tot schaden, werd gezocht in oplossingen met rollen of kogels.

Door de ontwikkeling van nog grotere bruggen ontstond de behoefte aan opleggingen waarbij ook beweging in dwarsrichting moest kunnen plaatsvinden.

De brug over de Moezel bij Bullay (1876 – 1878) is een brug waarbij bolsegmentopleggingen zijn toegepast ten behoeve van rotaties in elke richting. De eerste brug waarbij een multiple rollerbearing is toegepast was bij de brug over de Weichsel bij Dirschau (1889 – 1889). Bij het project “Blaues Wunder”(1891 – 1893) nabij Dresden werden rolopleggingen in verschillende richtingen toegepast.

Figuur 1.3 laat de opleggingen zien en figuur 1.4 toont het oplegsysteem met de oriëntatie van de rolopleggingen.

Figuur 1.3 Opleggingen van de brug “Blaues Wunder”

 

Figuur 1.4 Oplegsysteem van de brug “Blaues Wunder”

 

In het tijdschrift Bautechnik Nr. 83 (2006) is op de pagina’s 721 – 732 door Volker Wetzk een overzicht gegeven van de ontwikkelingen van de opleggingen voor bruggen. In het abstract wordt verwezen naar de volgende literatuur: