6.9.4 Aanvullende eisen RTD

Omdat de NEN-EN 1337 een Europese generieke norm is die niet altijd de eisen voor kunstwerken van Rijkswaterstaat afdekt, stelt Rijkswaterstaat dikwijls scherpere en aanvullende eisen. Deze zijn vastgelegd in zogenoemde RTD’s (Rijkswaterstaat Technisch Document) en komen boven op de NEN-EN 1337. Een belangrijk document voor opleggingen is de RTD1012.

Deze aanvullende en scherpere eisen zijn niet alleen van technische aard, maar ook juist van de aantoonbaarheid van de kwaliteit. Dit is met name bij de rubber opleggingen van toepassing. Deze eisen worden niet afgedekt door de CE-markering, maar dienen aanvullend aangetoond te worden als de ROK (dus de RTD) van toepassing is.

De RTD wordt ook vaak van toepassing verklaard door andere opdrachtgevers dan RWS. Voorbeeld hiervan kunnen zijn bestekken van Provincies en Havenbedrijven.

Bij RTD-eisen wordt vaak het woord ‘batch’ gebruikt, hier volgt de uitleg.

  • Batch: massa van ongevulkaniseerde brokken “moedermateriaal“ van de producent waaruit met kneden en walsen de lagen tussen de staalplaten worden gemaakt. Na het stapelen van de lagen rubber en staalplaten en vulkanisatie van het geheel onder hoge druk levert het een rubberoplegging op. Elke batch heeft een volume van +/- 200 liter. Hiermee kunnen dus bijvoorbeeld +/- 12 stuks opleggingen 400×500 mm, hoog 120mm met 8 staalplaten á 5 mm dik worden geproduceerd. Als dus bijvoorbeeld 30 opleggingen van deze afmeting nodig zijn, is het zeer onwaarschijnlijk dat deze uit maar 1 batch komen. Na levering heeft de leverancier dan iets uit te leggen. Achteraf alsnog materiaaltesten uit voeren als bijvoorbeeld de rheometer test onmogelijk  is omdat deze test juist de vulkanisatie van die batch inzichtelijk maakt. Dit geldt ook voor de ozon test.

Belangrijke testen in de RTD zijn verwoord in tabel 7.3.1en 7.3.2, deze zijn:

  • Rheometer test (mate en snelheid van vulkanisatie van het moedermateriaal uit de batch: een “harde” test voor de bewaking van de kwaliteit van het rubber: tijdens de vulkanisatie van het rubber wordt de weerstand gemeten van een staafje welke wordt bewogen in die vulkaniserende massa.
  • Ozonbestendigheid (rubber veroudert onder invloed van ozon, het ozon heeft invloed op de trekspanning bestendigheid van rubber. Bij geen bestendigheid geeft dit een veelvoud van (horizontale) scheurtjes haaks op de trekspanningsrichting aan de buitenzijde van het blok. Bij ernstige vorm ontstaat onvermijdelijk staalplaatcorrosie.
  • Compression en Shear Stiffness: “harde“ test voor materiaaleigenschappen. Ook geven deze testen vermoedens van opbouw en inhoud van de “black box”, hetgeen rubberopleggingen aan de buitenkant ogen. Eventuele onregelmatigheden/onvolkomenheden in laagopbouw, coverdikten, mate van vulkanisatie worden enigszins zichtbaar aan de vervormingen van het buitenste rubber onder hoge druk. Uit de “vorm” van de ribbels, de mate van ribbelvorming en afwijkingen in hun onderlinge symmetrie kan een kwaliteitstoetser veel informatie lezen. Hier is wel veel ervaring voor nodig.
  • De compression test is in grondslag verwoord in de NEN-EN 1337 deel 3 art 4.3.3.2: de Routinetest, de Quick compressive test.
    Na zijn productie kan een fabrikant kijken hoe het met zijn blokjes is gesteld. Onder de CE-vlag van EN 1337 moet deze test altijd minimaal 1 jaar gedaan worden voor inhoud van zijn DoP. De RTD maakt hier met zijn benodigde hoge frequentie op elk blok een hardere eis van.