5.3.3 Bepaling stijfheidscentrum

Afhankelijk van de stijfheden van de opleggingen zoekt de constructie zelf zijn neutrale positie. Dit punt, het stijfheidscentrum van alle opleggingen in het totale systeem, kan berekend worden op basis van de individuele stijfheden van de opleggingen en hun afstand tot elkaar. Het stijfheidscentrum wordt in EN 1337 “notional fixed point” genoemd. Vaak wordt verondersteld dat dit punt het midden van het rijdek is, maar dat geldt alleen maar als het kunstwerk volledig symmetrisch is en alle opleggingen een gelijke horizontale veerstijfheid hebben.

Naast de horizontale veerstijfheid van de rubberopleggingen zelf, kunnen ook de voegovergangen een belangrijke bijdrage leveren aan de veerstijfheid van de totale constructie. Dit geldt voor voegovergangen waarin bij indrukking of uitrekking opspankrachten worden opgewekt.

Rekentechnisch wordt de positie van het stijfheidscentrum bepaald door een gewogen gemiddelde te nemen van de veerstijfheden van alle opleggingen met hun arm t.o.v. een vrij te kiezen referentiepunt.

De locatie van het notional fixed point (nfp) kan als volgt worden berekend:

Hierin is:

lnfp = afstand tussen gekozen referentiepunt en het ‘notional fixed point’ [m]

khi = veerconstante van een oplegging of voegovergang [kN/m]

lhi = afstand tussen beschouwde veer en het gekozen referentiepunt [m]

 

In figuur 5.3.3.a  is dit aan de hand van een voorbeeld geïllustreerd.

Figuur 5.3.3.a Voorbeeld “notional fixed point” bij drijvende oplegsystemen