6.3.3.3 Kierende opleggingen bij prefab liggerconstructies

Figuur 6.3.3.3.a Kieren tussen dek en schegstuk, tussen schegstuk en oplegging en tussen oplegging en oplegpoer

Prefab ligger constructies zijn gevoelig voor “kierende” opleggingen. Dat geldt vooral voor randliggers. De oorzaken kunnen, van onderen naar boven beschouwd, dan als volgt zijn:

  1. Steunpunten zijn ongelijkmatig gezakt en/of er is een horizontale verplaatsing opgetreden.
  2. Niet voldoende waterpas en/of vlak zijn van de oplegvlakken van de oplegging.
  3. De epoxy van het schegstuk was niet voldoende uitgehard tijdens het leggen van de liggers en/of de epoxy is niet voldoende uitgehard in eindsituatie.
  4. Het schegstuk met de oplegging zelf heeft niet de goede vorm/hoogte.
  5. De oplegging met zijn schegstuk is niet goed op de oplegpoer neergelegd.
  6. Het prefab wigstuk is niet vlak.
  7. De onderzijde van de ligger is niet vlak.
  8. De oplegging ligt niet recht onder het zwaartepunt van de ligger (met name bij randliggers en bij liggers met een horizontale boog kan dat gebeuren). Juist bij horizontaal gekromde liggers is dit zwaartepunt alleen rekenkundig te bepalen en is niet visueel in te schatten.
  9. Ook bij het storten van de druklaag ondervindt een randligger als enige horizontaal krachten door de éénzijdige betondruk. De combinatie van bovenbeschreven items dient opgevangen te worden met tijdelijke hulpconstructies.
  10. Sterk afwijkende toogvorm t.o.v. theoretisch ontwerp. Een ligger leverancier heeft maar zeer beperkende mogelijkheden om afwijkingen in zijn toogvorm te minimaliseren in het half natuurlijke product dat voorgespannen beton is.
  11. De ligger is getordeerd bij zijn productie voorspanning.
  12. De liggers zijn gaan roteren in dwarsrichting door knevelen ter opheffing van toog verschillen
  13. De ligger is na montage niet voldoende gezekerd met vormvaste hulpconstructies om kantelen te voorkomen. (Met name bij randliggers). Ze zijn enkel berekend op kracht, niet op het voorkomen van grote vervormingen.
  14. “Standaard“ hulpcomponenten zijn toegepast zonder naar de project specifieke kenmerken te kijken.
  15. Het dek en/of individuele ligger is verhinderd vrij te vervormen tijdens storten druklaag.
  16. Elastische verkorting van de breedte van een dek t.g.v. dwarsvoorspanning.
    Dit is ook vaak zichtbaar in verschillen in de schuinstand van de opleggingen in Y-richting: de buitenste blokken onder de randliggers staan het schuinst, de opleggingen in het midden van het dek niet.
  17. Sterk afwijkende eigen gewicht en rustende belastingen: druklagen en/of asfaltlagen zijn veel dikker dan aangenomen tijdens het ontwerp.

De beheersing van het risico op kierende opleggingen welke genomen kunnen worden voor de stort van de einddwarsdragers en/of druklagen kunnen de volgende zijn:

  • Onderken de oorzaken zoals hierboven benoemd en voer de beheersmaatregelen door.
  • Als een liggerleverancier ook verantwoordelijk is voor de opleggingen, controleer de werk- en keuringsplannen dan expliciet op opleggingen. En dit ruim voor de uitvoering.
  • Controleer aantoonbaar voor het storten van de druklagen en/of dwarsbalken ook ALTIJD de opleggingen op hun stand en compressiebeelden. Correcties kunnen dan nog individueel per ligger worden uitgevoerd voor veel minder tijd en kosten dan wanneer de liggers al aan elkaar zijn verbonden. Dat vergt altijd kostbaar vijzelwerk en tijd.

Conform RTD 1012 art. 7.11.11 mogen bij kegstukken geen kieren zichtbaar zijn met de oplegging of andere constructies. Kieren van meerdere millimeters duiden op een zwaar éénzijdig belaste oplegging. Dit is dan ook vaak in combinatie te zien: waar de kier zit, is geen belasting aanwezig en zal er geen ribbelvorming zichtbaar zijn op de zijkant van de oplegging. Daarentegen zal op de tegenoverliggende zijde extreme ribbelvorming te zien zijn. Dit soort kieren kunnen alleen geëlimineerd worden met vijzeltechnieken waarmee de oplegging opnieuw in de epoxy gelegd wordt.

De opleggingen opnieuw in de epoxy leggen met vijzeltechnieken heeft ook risico’s. Deze risico’s moeten afgewogen worden op de risico’s bij geen vervanging. Criteria kunnen dan zijn de restrisico’s op beheer en onderhoud bij zijn veronderstelde levensduur.

Als de kieren zichtbaar zijn na het storten van de eind dwarsdragers en druklagen is een aantal maatregelen mogelijk:

  • Als voor herpositionering wordt gekozen, moeten de opleggingen vaak opnieuw berekend worden. Het is immers niet uitgesloten dat de uitgangspunten van het ontwerp zijn gewijzigd. Als er gevijzeld is ligt dat blok per definitie in zijn neutraalstand. Het is dan zelden exact 10 C (de neutrale temperatuur). Bovendien heeft de oplegging dan geen hoekverdraaiing bij enkel eigen gewicht en rustende belasting. De oplegging zullen dan dus onder verkeer hun maximale hoekverdraaiing vertonen (zie hoofdstuk 6.3.3.2). Deze aspecten vereisen mogelijk een revisie van het oplegging ontwerp.
  • Kleine kieren kunnen geïnjecteerd worden.
  • Er kan ook overwogen worden de opgelegde vorm van het rubberblok opnieuw door te rekenen in zijn maatgevende grenstoestanden. Waterpasmetingen (feitelijk hoekmetingen) aan de oplegpoer en de onderzijde van de ligger, in X en Y richting en de vorm van het schegstuk geven dan input voor deze controle berekeningen.
    Voorwaarde voor enige kans op succes is dan wel dat er enige reserve aanwezig is op de toetsingen. Als het blok al voor 95 % is uitgenut zal er geen reserve meer zijn voor alle risico’s 1 t/m 13 van de vorige paragraaf!
  • Een belangrijk advies aan de constructeurs van opleggingen is dan ook; houd rekening met de onvermijdelijke uitvoeringvariabelen en geef het blok enige reserve. De ingebouwde veiligheid en momentaan factoren dekken deze vele uitvoeringvariabelen doorgaans niet voldoende af.

De kosten die een iets ruimere marge in het ontwerp veroorzaakt door dikkere (duurdere) opleggingen wegen doorgaans niet op tegen het moeten herberekenen, vijzelen en/of injecteren. Ga er niet vanuit dat rubberopleggingen wel “vergevingsgezind“ zijn, want dat mag niet (meer)!

Bij het eventueel vervangen en/of corrigeren van opleggingen is het raadzaam om direct na het egaal opvijzelen van de liggers een stoppunt in te bouwen en dan aansluitend metingen te doen ter bepaling van de mogelijke oorzaak van kierende opleggingen. Dit is wellicht nodig voor de aansprakelijkheidsafhandeling maar zeker ook voor een goede terugkoppeling richting het ontwerp- en uitvoeringsteam.
Als poeren niet waterpas en/of vlak blijken te zijn of de steunpunten zijn ongelijkmatig gezakt, moet dit uiteraard gecorrigeerd worden voordat de opleggingen opnieuw worden gelegd en worden voorzien van nog pasteuse epoxy in de vijzelfase.

Alle overige oorzaken zoals benoemd in de vorige paragraaf hebben als ultieme beheersmaatregel het leggen van het blok met nieuwe epoxy.

Alle maatregelen dienen te worden genomen dusdanig dat de blokken uiteindelijk egaal worden belast. Dit te verifiëren middels een goed te keuren werk- en keuringsplan vijzelen en vervangen (zie hoofdstuk 6.5 en 6.8).