5.3.2.4 Toetsing comfort en veiligheid in gebruik

Bij de verificatie van de geschiktheid van een voegovergangssysteem voor een objectspecifieke situatie dient geverifieerd te worden of de voegovergang uit oogpunt van veiligheid geschikt is voor betreffend objectspecifieke locatie.

De voornaamste aspecten daarbij zijn:

  • stroefheid bij bochten
  • open spleten in fies/voetpaden
  • afwateringscapaciteit

In principe dienen alle voegovergangen te voldoen aan de minimum eisen.  Toch gelden er beperkingen t.a.v. toepasbaarheid en zijn er kwalitatieve verschillen tussen de diverse voegovergangsystemen. In de RTD1007-2 en MKM-tool van het PVO zijn de diverse voegovergangconcepten gewaardeerd op de aspecten stroefheid en vlakheid en volgens onderstaande tabel geclassificeerd.

Tabel: classificatie gebruiksveiligheid

Aspect \ beoordeling + ++
Oneffenheid Opvallende waarneembare
oncomfortabele overgang
Waarneembare onvlakke overgang Vlakke overgang, beperkt waarneembaar Volledig vlak, niet waarneembaar
Stroefheid Stroefheid is initieel laag of neemt snel af door slijtage.

Niet geschikt voor toepassing in kritische bochten

Stroefheid neemt t.o.v. de verharding sneller af en vraagt om extra onderhoud

Niet geschikt voor toepassing in kritische bochten zonder frequent onderhoud

Afname stroefheid overeenkomstig verloop stroefheid verharding of langzamer.

Geschikt voor toepassing in kritische bochten met in achtname van normaal variabel onderhoud

Stroefheid niet relevant
bijv i.v.m. geen of beperkte aanwezigheid van voegonderdelen in het rijoppervlak.

Geschikt voor toepassing in kritische bochten, Geen onderhoud nodig

 

Verificatie stroefheid bij bochten

In bochten met een straal kleiner dan 350 meter wordt een groter beroep gedaan om de stroefheid in dwarsrichting.  Om die reden is het in die gevallen meestal vereist om een slijtlaag aan te brengen op voegovergangen.  Deze slijtlaag dient duurzaam te zijn, hetgeen niet altijd het geval is. In principe dient de slijtlaag de levensduur van de aangrenzende deklaag mee te kunnen gaan.

 

Lamellenvoeg met (ingekamerde) slijtlaag in de tussenlamel.
Lamellenvoeg met (ingekamerde) slijtlaag in de lamel.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Flexibele voegovergangen verkrijgen hun stroefheid door toepassing van een slijtlaag. Deze slijtlaag blijkt in praktijk niet duurzaam te zijn, waardoor met name in bochten met boogstralen kleiner dan 350 meter stroefheidsproblemen worden ervaren. Toepassing van flexibele voegovergangen in dergelijke bochten is alleen mogelijk indien de stroefheid frequent zou worden gemonitord en adequaat zou worden onderhouden, hetgeen uit oogpunt van kosten en verkeershinder ongewenst is.

Mattenvoegen zijn niet erg stroef en een additionele slijtlaag is hier niet toepasbaar.

Mattenvoegovergangen en flexibele voegovergangen dienen daarom niet te worden toegepast in bochten waarbij de boogstraal, gemeten in het hart van de rijstrook met de kleinste straal, kleiner is dan 350m.  De MKM-tool van het PVO houdt hier rekening mee.

 

Verificatie aanvullende maatregelen in fiets- en voetpaden

De meeste voegovergangsystemen zijn ontworpen voor toepassing in wegen met gemotoriseerd verkeer.  Bij toepassing van deze voegen in kunstwerken met voet/fietspaden dient geverifieerd te worden of aanvullende maatregelen nodig zijn. Dit komt omdat in voetpaden en fietspaden andere uitgangspunten gelden gebaseerd op een maximale inzakking van hakken en fietsbanden in het systeem.

Bij nosing joints, vingervoegen en lamellenvoegen kunnen additioneel sleepplaten worden toegepast die de onderliggende spleten afdekken in fietspaden.
Bij bitumineuze voegen dient bij voetpaden rekening gehouden te worden met de verweking van het bindmiddel in warme perioden. Hierdoor kan er onvoldoende weerstand zijn tegen de contactdruk van hakken met kleine afmetingen.

Toepassing sleepplaat bij vingervoegen

Verificatie aanvullende maatregelen ten behoeve van de afwateringscapaciteit

De meeste voegovergangen vormen een barriere in open deklagen. Met name in langshellingen kan hierdoor wateraccumulatie ontstaan tegen de voegovergang. Hiervoor is het bij de meeste systemen optioneel mogelijk om de voegovergang op het raakvlak met de verharding te voorzien van een drainage.