2.5 Eisen m.b.t. instandhouding

Markering ten behoeve van identificatie

In versie 3.0 van de RTD1007-2 zijn nog geen eisen gesteld t.a.v. markering. Het is in de praktijk wenselijk gebleken om ter plaatse de voegovergangen eenduidig te kunnen identificeren. Daarom zal Rijkswaterstaat in de volgende versie van de RTD1007-2 eisen hieromtrent opnemen. In versie 2.0 van de RTD1007-4 (richtlijnen voor flexibele voegovergangen, is vooruitlopend daarop in par 11.1 de volgende bepaling opgenomen:

Voegovergangen dienen ter plaatse van de schampkant/inspectiepad te worden voorzien van een markering ter identificatie van de voegovergang.
De identificatie dient duurzaam te zijn, in overeenstemming met de ontwerplevensduur van de voegovergang.
De markering bevat ten minste de volgende informatie:
– Naam leverancier;
– Typecodering leverancier;
– Jaar van aanleg;
– Projectcode (zaaknummer RWS).

In praktijk worden bijvoorbeeld voor het concept 4.1b duidelijk zichtbare thermoplastische markering op de voegmassa aangebracht nabij de goot/schampkant. Met deze markering wordt beoogd om schade aan de voegovergang en de daarin opgenomen stalen onderdelen te voorkomen bij toekomstig onderhoud aan de deklaag door de onderhoudsaannemer er op attent te maken dat het om een specifiek type voegovergang gaat.

Markering bitumineuze voegovergang met rekspreidende veren, concept 4.1b (Silent Joint)

 

 

Beheer- en onderhoudsplan

Na inbouw van een voegovergang dient een beheer- en onderhoudsplan (B&O-plan) te worden opgesteld voor de beheerfase. Indien van een bestaand object een B&O-plan beschikbaar is dient het beschikbare plan waar nodig te worden geactualiseerd. Bij nieuwbouw maakt dit B&O-plan onderdeel uit van het B&O-plan van het gehele object.

Doel van het B&O-plan is het vastleggen van de aanwijzingen en instructies voor het in stand houden van de voegovergang met vastlegging van de voor het inspecteren en onderhouden relevante gegevens vanuit het ontwerp en de realisatie. Het dient door de beheerder te kunnen worden gebruikt als referentie bij het vaststellen/actualiseren van de maatregelen voor instandhouding en als brondocument voor het inspecteren, onderhouden en kunnen laten analyseren van oorzaken van optredende onverwachte schade.

In tabel 6 van RTD1007-2 zijn specificaties opgenomen voor het B&O-plan. Overdrachtsgegevens (opleverdossier). Naast het beheer- en onderhoudsplan een opleverdossier met overdrachtsgegevens te worden samengesteld. Dit opleverdossier heeft als doel:

  • het aantonen dat aan de gestelde eisen is voldaan;
  • het beschikbaar stellen van voor beheer- en onderhoud relevante documentatie en gegevens.

 

Inspectie en advies

Voegovergangen dienen periodiek geïnspecteerd te worden conform CROW/SBRCUR-aanbeveling 117, Handboek voegovergangen. In eerste instantie kan volstaan worden met een categorie A1 visuele inspectie (schouw). Bij twijfel over de aard of ernst van een geconstateerde schade dient een toestandinspectie B2 of indien noodzakelijk een nader onderzoek volgens §9.5 te worden uitgevoerd.  De inspectie dient bij voorkeur in het voorjaar te worden uitgevoerd.

Met ingang van versie 4.0 van RTD1007-2 zullen interventieniveau’s voor onderhouden zijn gespecificeerd. Daarbij wordt de ernst van schade aan het voegovergangsysteem ingedeeld in ernstklassen:

  • Klasse I: Normaal gebruiksniveau
    Geen of normale acceptabele slijtageschade waarbij geen interventie noodzakelijk is. Deze klasse wordt gehanteerd in garantiebepalingen
  • Klasse II: Interventieniveau voor onderhoud
    Schade waarbij interventie in de vorm van klein correctief onderhoud op korte termijn noodzakelijk is voor behoud van functie, levensduur en/of veiligheid van de constructie.
  • Klasse III: Interventieniveau voor vervanging/groot onderhoud.
    Ernstige schade waarbij spoedige interventie noodzakelijk is. Geheel of gedeeltelijke vervanging van de constructie of onderdelen daarvan is dan meestal noodzakelijk.

In versie 4.0 van RTD1007-2 zullen hiervoor tevens de verificatiemethoden worden gespecificeerd.
In hoofdstuk 7 van dit handboek zal hier verder op worden ingegaan.

 

Onderhoud

Onderscheid wordt gemaakt in vast onderhoud en variabel onderhoud.

  • Vast onderhoud = Klein levensduurbehoudend onderhoud, waaronder o.a. reiniging, smeren en lokaal bijwerken van schades aan conservering of slijtlaag wordt verstaan.
  • Variabel onderhoud = Groot onderhoud aan het voegovergangssysteem waarbij onderdelen van het voegovergangsysteem geheel of gedeeltelijk over de breedte van de rijbaan worden hersteld of vervangen.

Het onderhoud dient conform het beheer- en onderhoudsplan van de leverancier plaats te vinden. Nalaten van onderhoud zal leiden tot een hogere niet-beschikbaarheid, een kortere levensduur en een lagere betrouwbaarheid. De risico’s bij voegovergangen zijn, met name op lange termijn hoog bij herhaaldelijk nalaten van onderhoud. Onderhoudsmaatregelen dienen daarom hoog geprioriteerd te worden.