2.3.2.2 Weerstand tegen slijtage

Slijtage door voertuigen kan optreden in het bereden oppervlak. Staalvezelbeton en staal zijn doorgaans zeer goed bestand tegen slijtage. Dit soort slijtage zal doorgaans alleen relevant zijn voor bereden rubber matten of voegafdichtingsprofielen in het bereden oppervlak. Slijtage kan ook optreden bij beweegbare delen. Lamellenvoegovergangen en ondersteunde vingervoegovergangen bevatten lagers en drukveren met (PTFE) glijvlakken die onderhevig zijn aan slijtage.Met name bij beweeglijke stalen bruggen speelt dit een belangrijke rol.

Door middel van testen of praktijkevaluatie dient de opneembare loopweg van de onderdelen aangetoond te worden. De totaal optredende slijtage in glijdoppervlakken gedurende de verklaarde ontwerplevensduur mag niet leiden tot de volgende omstandigheden:

  • Onvoldoende mechanische weerstand (zowel statisch als vermoeiing)
  • Verandering in de kinematische uitgangspunten (verlies van origineel aanwezige contactdruk zoals daarbij in constructieve analyses is uitgegaan)
  • Compleet verdwijnen van onderdelen van het glijdsysteem
  • Toename van de wrijving tot een mate waarin schade aan de voegovergang ontstaat

Aangetoond dient te worden dat de slijtagecapaciteit van de aan slijtage onderhevige onderdelen als gevolg van de interne bewegingen in de voegconstructie in overeenstemming is met de geëiste ontwerplevensduur van de constructie(onderdelen). Daartoe dient voor iedere inbouwlocatie door middel van een analyse de cumulatieve loopweg bepaald te worden. De invloed van bewegingen van  verkeersbelasting als temperatuurbelasting dient daarin meegenomen te worden. Door middel van een analyse dient de cumulatieve loopweg te worden bepaald.

Voor het bepalen van de loopweg van een bepaald object dienen voor slijtage berekeningen voor wat betreft het aandeel van de temperatuur rekening gehouden te worden met:

  • gemiddeld temperatuurverschil tussen dag en nacht: 7.5° C;
  • gemiddeld temperatuurverschil tussen zomer- en wintertemperatuur: 15° C.

Als alternatief voor een gedetailleerde analyse van de loopweg kan worden uitgegaan van een loopweg van 120 x de maximale beweging per jaar gedurende de ontwerplevensduur. Voor het aandeel van de verkeersbelastingen dient te worden uitgegaan van de cumulatieve loopwegen ontstaan door de vermoeiingsbelasting op het kunstwerk volgens model FLM1 of FLM4 van de EN1991-2. Dit betreft de loopweg ten gevolge van rotaties en translaties als gevolg van buiging van het brugdek. In deze video is een voorbeeld gegeven van de voegbewegingen van een grote stalen brug onder verkeer.

De middels testen vastgestelde opneembare loopweg dient getoetst te worden aan de berekende cumulatieve loopweg in een bepaald object.