6.2.8.3. Stalen onderbouw

Het op hoogte en in de juiste helling afstellen van de voegovergangen i.r.t. de stalen onderbouw geeft geen problemen indien de benodigde inbouwruimte i.c.m. de verankering voorafgaand aan de realisatie in het ontwerp is geverifieerd. De variabele uitvulling zorgt ervoor dat de voegovergang nauwkeurig kan worden afgesteld.

 

Verankeren aan stalen onderbouw:

In het ontwerp voor de vervanging van de bestaande voegovergangen dient uitdrukkelijk rekening gehouden worden met betrekkelijk grote maatafwijkingen in de bestaande staalconstructie en met een grote marge in de het nieuwe alignement.

De uitvulling (verticaal) welke in het ontwerp vastgesteld wordt dient als variabele meegenomen te worden, pas op moment van afstellen van de nieuwe voegovergang wordt exact vastgesteld welke hoogte en/of helling de uitvulling dient te bezitten.

Indien het een bestaande constructie betreft waarbij de voegovergangen worden vervangen dient de gehandhaafde stalen onderdelen waaraan de voegovergang zijn krachten afdraagt eveneens getoetst te worden. In sommige gevallen is het noodzakelijk om de onderbouw te versterken om de nieuwe krachten aantoonbaar op normniveau te kunnen afdragen.

 

Horizontale verbinding:

De voegovergang dient de horizontaalkrachten t.g.v. verkeer af te voeren naar de hoofddraagconstructie. Bij enkelvoudige voegovergangen wordt het randprofiel weleens direct aan de hoofddraagconstructie verankerd. Echter veelal wordt de voegovergang middels een overgangsstrip doorgaand gelast aan de brugzijde. De maatvoering van de overgangsstrip kan mede afhankelijk zijn van de afstelling van de voegovergang i.r.t. inbouwtemperatuur, waardoor deze pas na het afstellen ingemeten en geproduceerd kan worden.

Het aanbrengen van overgangsstrip nadat de voegovergang is afgesteld

 

Verticale verbinding:

Aan de kopse zijde van de hoofddraagconstructie zijn veelal consoles aanwezig / aangebracht waarop de voegovergang de verticaalkrachten kan afdragen. De voegovergang wordt aan onderzijde hierop gefixeerd, de uitvulling tussen de stalen onderbouw en de voegovergang kan in staal of beton worden uitgevoerd.

 

Stalen hoogte uitvulling:

Om een stalen uitvulling variabel in hoogte te kunnen verzorgen dient gewerkt te worden met diverse diktes van uitvulmateriaal.  Voornamelijk bij het hergebruik van stalen onderbouw welke onderdeel uitmaakt van de hoofddraagconstructie blijkt veelal dat deze niet zuiver waterpas is. Voorkomen moet worden dat er speling/spleten ontstaan in het totale pakket van uitvulplaten. Hierdoor zal de voorgespannen boutverbinding niet meer goed functioneren en bouten kunnen door vermoeiing bezwijken of lostrillen waardoor de voegovergang los komt te liggen en gaat klapperen. Het aantal uitvulplaten dient tot een minimum te worden beperkt, bij voorkeur 1, maximaal 2. Waar nodig dient de uitvulling, na fixeren van de voegovergang, exact op maat en/of in de juiste helling gefreesd te worden om te bewerkstelligen dat het volledige oplegvlak draagt.

Betonnen hoogte uitvulling:

Als alternatief op een stalen uitvulling kan gekozen worden om in het ontwerp een uitvulling mee te nemen in de vorm van een krimparme betonnen uitvulling middels giet- of ondersabelingsmortel. In sommige gevallen is het benodigd om de uitvulling tussen de twee stalen delen (met als tussenlaag een krimparme mortel) met voorspanbouten te verbinden, om te bewerkstelligen dat er continu een oplegdruk aanwezig is in de oplegconstructie.

Betonnen uitvulling aangebracht tussen stalen onderbouw en nieuwe voegovergang

Bij het toepassen van een betonnen uitvulling (giet- / ondersabelingsmortel) dient het krimp/kruipgedrag expliciet meegenomen te worden in het ontwerp omdat dit zal leiden tot een reductie in de voorspankracht. De verhouding tussen het krimpgedrag van de maximale dikte van de mortellaag i.r.t. de verlengingslengte van de voorspanbouw dient hierbij getoetst te worden. Er wordt geadviseerd om middels een 1:1 proefstuk in praktijk vast te stellen in hoeverre de krimparme mortel de initiële aangebracht voorspanning in de boutverbinding kan doen verminderen. De uitkomst van de proef kan dan meegenomen worden in het totaalontwerp. Hierdoor wordt voorkomen dat de spanningswisselingen in de bout te hoog worden en de verbinding zal bezwijken en/of de voegovergang zal gaan klapperen.

Bij het ondergieten / ondersabelen wordt geadviseerd om de methode voorafgaand aan de daadwerkelijke realisatie eerst te kwalificeren in een proefopstelling zoals dat ook gebruikelijk is bij opleggingen conform RTD1012 par. 7.11.6. Nadat de proef is uitgevoerd en de mortel uitgehard is kan de proefopstelling gedemonteerd worden en de vulgraad beoordeeld worden.

ondergietingsproef