7.4.3.7 Flexibele voegovergangen

Raakvlak / oorzakelijk verband

Falen van de aansluiting van de wegverharding, hemelwaterafvoersystemen in de omgeving en op het raakvlak van de voegovergangen en brugdekopeningen kan van invloed zijn op de conditie en het functioneren van de voegovergangen. Voor analyse en advies zie respectievelijk betreffende hoofdstukken 7.4.3.1, 7.4.3.2 en 7.4.3.3.

Algemeen

Voor het juist beoordelen van schades en de herstelmogelijkheden zijn gegevens nodig van de gebruikte bouwstoffen, kwaliteitsregistraties van de uitvoering, ontwerpgegevens van het kunstwerk, gegevens over actueel gebruik (verkeerstellingen/inschattingen) en de resultaten van eerdere inspecties.
Als de dikte van de voegovergangen onbekend en niet meetbaar is, dan zal destructief onderzoek naar de hoogte van de voegmassa moeten plaatsvinden.
Veelal wordt voor het aanbrengen van de voegovergang een uitvullaag op de onderliggende constructie aangebracht om te voorkomen dat de bitumineuze voegovergang te dik wordt. Informatie over type en kwaliteit van de uitvulling onder de voeg is een aandachtspunt, zeker in het geval van lekkage.
Bekend is inmiddels dat flexibele voegovergangen van het type 4.1a en 4.1c niet goed bestand zijn tegen hoogfrequente bewegingen. In het geval dat onderhoud of vervanging overwogen wordt is het belangrijk dat eerst op basis van de ‘Rekentool Verplaatsingen’ van het PVO’ onderzocht wordt of de toepassing van flexibele voegovergangen in gegeven situaties verantwoord is. Sowieso moet te allen tijde gecontroleerd worden of de gebruikelijke bewegingen als gevolg van verkeersbelasting en temperatuur opgenomen kunnen worden zonder schade aan de voegovergang zelf en zijn omgeving.

 

Schadebeelden, grenswaarden, verificatiemethoden en interventiemomenten

Vlakheid

Hoogteverschillen tussen voegovergang en aangrenzende wegverharding mogen in de rijrichting niet groter zijn dan 5mm.
Geleidelijke hoogteverschillen in of tussen onderdelen van de voegovergang mogen in de rijrichting niet groter zijn dan 5mm.
Sprongsgewijze hoogteverschillen tussen delen van de voegovergang mogen in de rijrichting niet groter zijn dan 3mm.
De maximale relatieve rijspoordiepte, zoals aangegeven in figuur 7.4.3.7 a, mag gedurende de levensduur niet groter worden dan 18 mm.

 

Fig. 7.4.3.7 a Definitie absolute en relatieve spoorvorming in voegovergang

 

Verificatiemethode
De onvlakheid wordt bepaald volgens NEN-EN 13036-8:2008 met een rei met lengte 2000 mm. De rijspoordiepte moet bepaald worden per rijstrook tussen de lengtemarkeringen in het linker- en rechterrijspoor (RL en RR). Benodigde meetapparatuur:

  • Een aluminium rei van 2,0 m, aan beide uiteinden voorzien van een stelblokjes van 10mm dikte;
  • Een meetwig met bereik 1-20 mm.

Verificatie langsonvlakheid
De aluminium rei wordt met de stelblokjes naar beneden eerst in de rijrichting symmetrisch ten opzichte van het hart van de voegovergang op het asfalt aan weerzijden van de voeg gepositioneerd. Met de meetwig wordt de hoogte tussen de rei en de voegmassa vanuit het midden van de voegmassa ten minste iedere 20 cm ingemeten. Bij de aansluiting van voegmassa naar overgangsbalk en bij de aansluiting van overgangsbalk naar de asfaltverharding dient aan beide zijden van de aansluiting gemeten te worden. De afgelezen waarden dienen met de 10 mm voorinstelling te worden gecorrigeerd.

Verificatie dwarsonvlakheid(spoorvorming)
Voor deze meting wordt de rei omgedraaid (stelblokjes aan de bovenzijde) en haaks op de rijrichting gepositioneerd in het midden van de voegmassa met het midden van de rei op 1 meter uit de as van de rijstrook. Met de meetwig wordt de maximale verticale afstand tussen de rei en de voegmassa gemeten. Dit wordt herhaald aan de andere helft van de rijstrook.

Aantal bepalingen
Het aantal bepalingen moet zodanig zijn dat steeds een goed inzicht in de vlakheid wordt verkregen en moet ten minste 1 meting zoals hierboven beschreven per rijstrook bedragen. De gegevens moeten worden vastgelegd op een registratieformulier

 

Stroefheid

De stroefheid van het voegovergangsysteem, bepaald door middel van een Skid Resistance Test (SRT), dient te allen tijde ten minste 45 te bedragen.
Indien de stroefheid wordt bepaald volgens “Schadebeoordeling- en Meetmethoden Bovenbouw” dan dient de Actuele Stroefheidscore AS te allen tijde groter dan -0,06 te zijn.

Verificatiemethode
Verificatiemethode 1:
De stroefheid kan worden gemeten met de SRT (skid resistance pendulum tester) volgens NEN-EN 13036-4, waarbij gebruik wordt gemaakt van een rubberen zool met een breedte van 76,2 mm.
De stroefheid moet op ten minste drie plaatsen in het rijspoor te worden gemeten. Alle gemeten waarden moeten voldoen aan de in gestelde eis. Indien ten hoogste één waarde niet voldoet moet worden beoordeeld of dit een gevaar oplevert voor de verkeersveiligheid. Is dit niet het geval dan is dit toegestaan.

Verificatiemethode 2:
Stroefheid kan ook worden gemeten conform §3.3 van “Schadebeoordeling- en Meetmethoden Bovenbouw”. De uitvoering kan zowel d.m.v. Standaard RAW Proef 72 of de SWF methode. De samplelengte dient aangepast te worden en mag maximaal 5cm te zijn. In §3.3.5 dient voor “hectometervak” gelezen te worden als “voegovergang”.

Interventieniveau / interventiemoment

Voor de beoordeling van flexibele voegovergangen is in RTD 1007-4 Richtlijnen voor flexibele voegovergangconstrucies in paragraaf 11.5 Inspectie en Onderhoud een tabel opgenomen met interventieniveaus voor onderhoud bij een vijftal veel voorkomende schadebeelden. De ernst van schade is met grenswaarden onderverdeeld in drie ernstklassen:

  • Klasse 1: Normaal gebruiksniveau
    Geen of normale acceptabele slijtageschade waarbij geen interventie noodzakelijk is. Deze klasse wordt gehanteerd in garantiebepalingen
  • Klasse 2: Interventieniveau voor onderhoud
    Schade waarbij interventie in de vorm van klein correctief onderhoud op korte termijn noodzakelijk is voor behoud van functie, levensduur en/of veiligheid van de constructie.
  • Klasse 3: Interventieniveau voor vervanging/groot onderhoud.
    Ernstige schade waarbij spoedige interventie noodzakelijk is. Geheel of gedeeltelijke vervanging van de constructie of onderdelen daarvan is dan meestal noodzakelijk.

Dit vormt het uitgangspunt voor in navolgende tabellen gehanteerde interventieniveaus en interventiemomenten.

 

Tabel 7.4.3.7 a       Analyse en advies Flexibele voegovergangen

Aspect Toelichting
Onderdeel Slijtlaag
Tijdens applicatie ingestrooide steenslag.
Schadebeeld Afname stroefheid door materiaalverlies slijtlaag.
Functie beïnvloeding Mechanische weerstand tegen belasting uit verkeer.
Veiligheid in gebruik.
Mogelijke oorzaken Door verkeersbelasting in voegmassa gedrukt.

Door hoge omgevingstemperatuur in voegmassa gezakt.

Combinatie van beiden.

Mogelijke gevolgen Slipgevaar. Risico voor de gebruiksveiligheid
Interventieniveau en moment SRT-waarde 45 en < 55 of AS-score – 0,06 en < 0,00: Enstklasse 2, herstel binnen een jaar gewenst.

SRT-waarde < 45 of AS-score < -0,06: Enstklasse 3, Spoedige interventiel noodzakelijk.

Maatregelen

(Op voorontwerpniveau)

Opnieuw aanbrengen slijtlaag.

 

 

Tabel 7.4.3.7 b       Analyse en advies Flexibele voegovergangen

Aspect Toelichting
Onderdeel Voegmassa
Bindmiddel van gemodificeerd bitumen en toeslagmateriaal/ mineraal aggregaat/ steenslag.
Schadebeeld Voegmassa is gescheurd en onthecht op flanken.
Functie beïnvloeding Bewegingscapaciteit.
Veiligheid in gebruik.
Water keren en afvoeren.
Mogelijke oorzaken Ontwerpfout: Onvoldoende bewegingscapaciteit.

Niet bestand tegen optredende hoogfrequente bewegingen.

Uitvoeringsfout: Te geringe dikte. Te lagen verwerkingstemperatuur. Toepassing onjuiste materialen. Excentrisch gelegen plaat boven brugdekopeningen met lokaal te gering hechtoppervlak aan ondergrond.

Mogelijke gevolgen Lekkage met gevolgschade.
Redelijke kans op uitrijden delen van de voegovergang.
Interventieniveau en moment Lokale onthechting op de flanken of scheuren met een diepte van < 20 mm zonder lekkage: Enstklasse 2, herstel binnen een jaar.

Volledige onthechting over de hoogte van de voegmassa met lekkage (voegovergang functioneert niet mee):
Ernstklasse 3, spoedige interventie noodzakelijk.

Maatregelen

(Op voorontwerpniveau)

Lokale onthechting en scheuren zonder lekkage: herstel op basis van klein onderhoud (binnen een jaar) door het vullen van openstaande naden en scheuren.

Volledige onthechting met lekkage: Vervangen voegovergang na onderzoek naar geschiktheid in gegeven situaties (toets dimensies, bewegingscapaciteit in x,y,z o.b.v. Rekenmodule verplaatsingen

Schadebeeld Voegmassa heeft spoorvorming met opstuwing naar zijkant.
Functie beïnvloeding Mechanische weerstand tegen belasting uit verkeer.
Veiligheid in gebruik.
Geluidreducerend vermogen.
Mogelijke oorzaken Uitvoering in afwijking van ontwerp (toepassing afwijkend toeslagmateriaal, onjuiste samenstelling voegmassa).

Te dikke en/of brede voegovergang.

Mogelijke gevolgen Grote niveauverschillen in lengte en van de voegovergang met kans op ongevallen met lichamelijk letsel.

Geluidhinder.

Interventieniveau en moment Spoorvorming ≤ 12 mm: Enstklasse 1, geen interventie noodzakelijk. Aandachtspunt bij schouw!

Spoorvorming 12-18 mm: Ernstklasse 2, interventie binnen een jaar.

Spoorvorming > 18 mm: Ernstklasse 3, poedige interverntie noodzakelijk.

Maatregelen

(Op voorontwerpniveau)

Ernstklasse 2 en 3: Verwijderen voegovergang en deklaag over een lengte van 10m en opnieuw aanbrengen van deklaag en voegovergang. Het nieuw aan te brengen type voegovergang is afhankelijk van de situering en optredende bewegingen waaronder hoogfrequente bewegingen: Toepassen Meerkeuzematrix Voegovergangen (RTD 1007-1).
Schadebeeld Verlies samenhang voegmassa.

Steenslag en of bindmiddel wordt uitgereden.

Functie beïnvloeding Mechanische weerstand tegen verkeersbelasting

Veiligheid in gebruik

Geluidreducerend vermogen

Mogelijke oorzaken Uitvoeringsfout: onjuiste toepassing bouwstoffen en/of onjuiste samenstelling.
Mogelijke gevolgen Toeslagmateriaal wordt uitgereden met kans op ongevallen met lichamelijk letsel.

Geluidhinder.

Interventieniveau en moment Oneffenheden < 80 x 80 mm en diepte < 12mm: Ernstklasse 2, interventie binnen een jaar.

Oneffenheden > 80 x 80 mm en diepte > 12 mm: Ernstklasse 3, spoedige interventie noodzakelijk.

Maatregelen

(Op voorontwerpniveau)

Voegovergang vervangen rekening houdend met mogelijke ongeschiktheid in gegeven situatie. Toepassen Rekentool Verplaatsingen en Meerkeuzematrixtool PVO www.pveno.nl
Schadebeeld Voegmassa zakt uit door verlies steun afdekplaat
Functie beïnvloeding Falen van alle functies.
Mogelijke oorzaken Afdekplaat niet verankerd en opgedreven.
Mogelijke gevolgen Ongevallen met lichamelijk letsel.
Geluidhinder.
Lekkages.
Interventieniveau en moment Oppervlakte gaten < 80x80mm en diepte <12mm geen afdekplaat zichtbaar: Ernstklasse 2, interventie binnen een jaar.

Gaten groter dan 80x80mm en/of diepte >12mm: Ernstklasse 3, spoedige interventie noodzakelijk.

Maatregelen

(Op voorontwerpniveau)

In alle gevallen waar sprake is van verlies steun aan voegmassa door opdrijven brugdekopening overbruggende stalen platen: Voegovergang vervangen rekening houdend met mogelijke ongeschiktheid in gegeven situatie. Toepassen Rekentool Verplaatsingen en Meerkeuzematrixtool PVO www.pveno.nl

 

Tabel 7.4.3.7 c       Analyse en advies Flexibele voegovergangen

Aspect Toelichting
Onderdeel Uitvulling beton (Tussen voegmassa en onderbouw)
Uitvulling nodig voor het beperken van de dikte van de voegmassa.
Schadebeeld Uitvulling op onderbouw zit los, verder geen schade.
Functie beïnvloeding Water keren en afvoeren.
Mogelijke oorzaken Onjuiste uitvoering uitvulling.
Mogelijke gevolgen Lekkage. Kans op alzijdige onthechting voegovergang en verlies samenhang met uitrijden van materiaal.
Interventieniveau en moment Schade alleen herkenbaar aan lekkage:

Lokaal lichte lekkage, geen zichtbare waterstroom tijdens regenbui, onderliggende Steunpunt oogt plaatselijk vochtig: Ernstklasse 2. Interventie binnen 1 jaar.

Grote lekkage, zichtbare grote lekkage en/of meerdere lekkagesporen op steunpunt tijdens regenbui, onderliggend beton steunpunt is nat: Ernstklasse 3, spoedige interventie noodzakelijk.

Maatregelen

(Op voorontwerpniveau)

Voegovergang vervangen rekening houdend met mogelijke ongeschiktheid in gegeven situatie. Toepassen Rekentool Verplaatsingen en Meerkeuzematrixtool PVO www.pveno.nl

 

Tabel 7.4.3.7 d       Analyse en advies Flexibele voegovergangen

Aspect Toelichting
Onderdeel Rugvulling in brugdekopeningen

Ter voorkoming van weglekken bitumen tijdens de applicatie.

Schadebeeld Rugvulling in brugdekopeningen is uitgezakt
Functie beïnvloeding Geen.
Mogelijke oorzaken Rugvulling uitgezakt in winter bij verruimde brugdekopening.
Mogelijke gevolgen Geen.
Interventieniveau en moment Geen.
Maatregelen

(Op voorontwerpniveau)

Geen.

 

Gietasfalt overgangsbalk

De gietasfalt overgangsbalk wordt toegepast bij verbeterde bitumineuze voegovergangen type 4.1d. Over een breedte van 500 mm wordt de deklaag tegen de voegovergang vervangen door gietasfalt. https://youtu.be/38CEfhbpjSs

 

Tabel 7.4.3.7 e      Analyse en advies Flexibele voegovergangen

Aspect Toelichting
Onderdeel Overgangsbalk van gietasfalt.
Gietasfaltbalken worden vooral toegepast bij type 4.1d
Schadebeeld Randbalken van gietasfalt zijn gescheurd, onthecht, afgebrokkeld en of uitgereden.
Functie beïnvloeding Mechanische weerstand tegen belasting uit verkeer.
Veiligheid in gebruik.
Geluidreducerend vermogen.
Mogelijke oorzaken Onjuiste applicatie
Mogelijke gevolgen Ongevallen met lichamelijk letsel.
Geluidhinder.
Interventieniveau en moment Lokale scheuren met een diepte < 20 mm, geen onthechting en geen losse brokken: Enstklasse 2, herstel binnen een jaar.

Scheuren over de volledige hoogte met afbrokkeling: Ernstklasse 3, spoedige interventie noodzakelijk.

Maatregelen

(Op voorontwerpniveau)

Alleen scheuren met een diepte < 20 mm (geen andere schade: scheuren vullen.

Scheuren met een diepte > 20mm en afbrokkeling: Afhankelijk van omvang repareren of volledig vervangen gietasfalt voegovergangsbalk.