4.2.2.3 Verificatie en validatie

Voordat een nosing joint kan worden toegepast, moet een leverancier eerst de geschiktheid hiervan aantonen. Dit gebeurd normaliter d.m.v een combinatie van rekenkundige analyses en testen.
Als algemene referentie geldt hiervoor:

Hieronder worden de verificatiemethoden kort toegelicht:

 

Bewegingscapaciteit en weerstand tegen interne krachten

Voor de bepaling van de dilatatiecapaciteit gaat het enerzijds om de capaciteit van het afdichtingsprofiel, anderzijds om de randvoorwaarden vanuit de geometrie van vingerplaten.
Uit een geometrische beschouwing dient voor verschillende openingen van de voeg loodrecht op de voeg de bewegingscapaciteit in dwarsrichting bepaald te worden met in achtneming van fabricage en installatietoleranties.

Weerstand tegen intern krachten speelt alleen een rol bij ondersteunde vingervoegen. Hier spleet de weerstand en slijtage van de glijdelementen een rol. In Annex C van EAD voor ondersteunde voegovergangen is een slijtagetest opgenomen voor deze componenten. Deze gaat uit van een totale glijdweg gerelateerd aan de ontwerplevensduur, berekend als een dagelijkse glijdweg van 0,33 x maximale capaciteit x 365 = 120 x maximale bewegingscapaciteit per jaar. Voor de verticale kracht op het glijdelement dient naast de voorspanning ook de opspankrachten door verticale vervorming te zijn meegenomen

 

Weerstand tegen verkeersbelasting

Hierbij gaat het enerzijds om de statische sterkte en anderzijds om de weerstand tegen vermoeiing door verkeersbelasting. Voor zover hier materiaalgerelateerde constructienormen voor zien (Eurocode: beton , staal , aluminium) kan dit door middel van een constructieve analyse (berekening) worden geverifieerd. Indien dergelijke normen ontbreken voor andere materialen zoals kunststoffen, dient verificatie d.m.v testen te worden uitgevoerd.

In de EAD 120109-00-0107 Nosing Expansion Joints zijn in Annex D.2 uitgangspunten gegeven voor constructieve analyses. In de RTD1007-2 zijn afwijkende verzwaarde uitgangspunten gegeven voor autosnelwegen/verkeerscategorie 1. Constructieve analyses die uitgevoerd zijn volgens de EAD zijn daarmee niet voldoende en dienen opnieuw uitgevoerd te worden. De dynamische eigenschappen van vingervoegen mogen middels overrolling-testen worden vastgesteld. Deze zijn opgenomen in Annex E (uikragende vingervoegen) respectievelijk  Annex D (ondersteunde vingervoegen).

De weerstand tegen vermoeiing kan ook d.m.v testen worden gedaan. In de EAD’s zijn annexen opgenomen waarin de testen zijn beschreven. In deze video wordt een vermoeiingstest op een ondersteunde vingervoeg uitgevoerd.

 

Comfort en veiligheid

Hierbij gaat om enerzijds om een beoordeling van de vlakheid en inzakking in optredende spleten (eis EAD: inzakking <10mm).
Verificatie vind plaats op basis van een geometrische analyse met standaard “wielafdrukken” die bij die zakking horen. De voor autowegen gespecificeerde wielprenten zijn 45×350 en 65x220mm. Voor fietspaden wordt in de ETA een wielprent 220x20mm gebruikt. In de RTD1007-2 is alleen een breedte van 20 mm opgegeven. In de nieuwe versie 4.0 zal dit worden gespecificeerd als een wielprent 20x120mm, horende bij een inzakking van 5 mm.

Anderzijds gaat het om een beoordeling van de stroefheid. De ETA geeft aan dat een oppervlak >150x150mm een minimaal structuur moet hebben van 1,2mm. De eis geldt daarmee niet voor randprofielen en kleine sinusplaten, maar wel voor eventuele randbalken. Een beoordeling moet plaats vinden door middel van de skid resistance pendulum tester (SRT) volgens EN 13036-4.

 

Geluid

De EAD kent geen bepalingen m.b.t  geluidprestaties. De methodiek is voor Nederland vastgelegd in de RTD1007-3.
De leverancier is niet verplicht om een geluidlabel (GLW) voor zijn systeem middels geluidmetingen vast te stellen als hij gebruikt maakt van de algemene geluidlabelwaarden vanuit de RTD1007-1 (Meerkeuzematrix).

 

Waterdichtheid

De waterdichtheid wordt getest volgens de methode zoals omschreven in Annex D.4. Hierbij wordt een proefstuk van 1,0 meter lengte gemaakt waarin tevens een knik is aangebracht zoals deze wordt toegepast ter plaatse van goten/schampkanten. Om dit proefstuk wordt een bak gecreëerd waarin tenminste 3,0 cm gekleurd water boven het hoogste punt wordt aangebracht. Verder zijn de twee helften van het proefstuk onderling verstelbaar d.m.v. wartels.
Onder het proefstuk bevind zich een trechtervormige opvangbak waar eventueel lekwater in wordt opgevangen. Vervolgens wordt het proefstuk zowel in langsrichting als dwarsrichting in 6 cycli bewogen tot in de uiterste positie van de bewegingstest. Aan het einde van de test wordt beoordeeld of lekkage is opgetreden.

NB: in Duitsland is traditioneel altijd een maximale knikhoek van 30 graden voorgeschreven. In Nederland wordt een knikhoek van maximaal 45 graden toegepast. Zo nodig dient de test opnieuw te worden uitgevoerd met de maximaal te hanteren knikhoek.

 

Duurzaamheid materialen

Conservering staal

Testen van het toegepaste systeem volgens EN12944 dienen uitgevoerd te worden.

Afdichtingsprofiel

Het materiaal van het afdichtingsprofiel wordt getest op diverse relevante eigenschappen, zoals hardheid, treksterkte en breukrek. Dit gebeurd zowel voor nieuw als kunstmatig verouderd materiaal. Ook wordt het materiaal chemisch belast met een zoutoplossing. De verandering van de materiaaleigenschappen moet binnen de in de EAD gespecificeerde toelaatbare grenzen blijven.

Voegbalken

De weerstand van mortelbalken tegen weersinvloeden moet worden getest in een vorst-dooicycli test.