4.2.1 Kenmerken en toepassingsgebied

Algemene beschrijving

De voegovergangfamilie “Vingervoegovergangen” bestaat uit uitkragende symmetrische of niet-symmetrische elementen (zoals kam- of zaagtandplaten) die de voegspleet overbruggen en aan beide zijden van de
voegspleet zijn verankerd. De tanden of vingers dragen de verkeersbelasting, de ruimte tussen de tanden wordt gebruikt voor het opnemen van de dilataties. De elementen sluiten aan op de aangrenzende verharding en liggen op dezelfde hoogte van elkaar en de aangrenzende verharding.

Het betreft familie 2 uit de RTD1007-1 Meerkeuzematrix voegovergangen (MKM). De concepten onderscheiden zich van elkaar door bepaalde kenmerken en worden in de volgende paragrafen verder behandeld.

Vingervoegovergangen worden net als nosing joints samengesteld uit harde materialen, waarvan de verankeringen alleen middels sloopwerk te vervangen zijn.  Vingervoegovergangen hebben dus over het algemeen een langere beoogde ontwerplevensduur, doorgaans 25-40 jaar.
Het zal doorgaans gewenst zijn om onderhoud aan en vervanging van voegovergangen synchroon te laten lopen aan de vervanging van de wegverharding. Asfalt deklagen hebben rijbaan breed doorgaans een levensduur van 10 tot 20 jaar. Voor vingervoegovergangen betekent dit dat deze 2 tot 4 keer de levensduur van een deklaag mee zal gaan en dat benodigd onderhoud (vervangen of reparatie van onderdelen) dus in een gewenste frequentie van 1 x 10-20 jaar uitgevoerd dient te worden.

Toepassingsgebied

De uitkragende vingervoegen kunnen dilataties opnemen tot ongeveer 500 mm. De ondersteunde of sleepvingervoegen kunnen dilataties opnemen tot ongeveer 1000 mm. Het toepassingsgebied is zowel bestaande als nieuwe verkeersbruggen en viaducten in alle verkeerscategorieën met grote invloedslengten. Vingervoegovergangen worden veel toegepast bij nieuwbouw en renovaties van grote bruggen als alternatief voor lamellenvoegen. De kostprijs zit op een gelijkwaardig niveau maar het voordeel zit in de lagere onderhoudskosten van met name uitkragende voegovergangen (concept 2.1). Kenmerkend voor vingervoegen is de geringe dilatatiecapaciteit in dwarsrichting. Bij hele brede bruggen of bij bruggen waar het oplegsysteem ter plaatste van het steunpunt met de voeg in dwarsrichting veel verplaatsing toelaat kan toepassing daardoor niet mogelijk zijn. In sommige gevallen wordt het oplegsysteem aangepast (dwarsrichting gefixeerd) om alsnog vingervoegovergangen toe te kunnen passen

In grote bestaande betonnen bruggen is er vaak de mogelijkheid om een lamellenvoeg te vervangen door een vingervoeg. Bij stalen bruggen is dit lastiger uitvoerbaar omdat de aansluitingen hier afwijkend zijn en er dus mogelijk aanpassingen nodig zijn om de veranderde krachtsafdracht (additionele moment door inklemming) te realiseren.

 

Subtypen

Bij deze voegfamilie worden twee subtypen onderscheiden:

  • Uitkragende vingervoegen;
  • Ondersteunde vingervoegen;