2.3.3 Onderhoudbaarheid en vervangbaarheid

Onderhoudbaarheid is gedefinieerd als “De waarschijnlijkheid dat de activiteiten voor onderhoud mogelijk zijn binnen de hiervoor vastgestelde tijden, onder gegeven omstandigheden om de vereiste functie te kunnen (blijven) uitvoeren.”

De onderhoudbaarheid is een maat voor de tijd die nodig is om de activiteiten uit te voeren die zijn gericht op het voorkomen van functioneel falen, of de tijd die nodig is om na functioneel falen de functie te herstellen. Het geeft aan met welk gemak en met welke snelheid gedurende de operationele fase onderhoud aan het systeem gepleegd kan worden. Hierbij wordt niet alleen rekening gehouden met technische factoren, maar ook met (Arbo-)wetgeving en beschikbaarheid van voldoende competent personeel. Onderhoudbaarheid is daarmee een eigenschap van een systeem, geplaatst in zijn omgeving. Een systeem is niet-onderhoudbaar als er geen onderhoud gepleegd kan worden binnen de daarvoor vastgelegde randvoorwaarden. Ook al is onderhoudbaarheid als waarschijnlijkheid gedefinieerd, in de praktijk worden zowel de gekwantificeerde kans als een kwalitatieve benadering toegepast. Dit is dus iets anders dan onderhoud, waarmee meestal de activiteit of de maatregel wordt aangeduid. In de gebruiksfase moet het onderhoud aan het systeem volgens de aan onderhoudbaarheid gestelde eisen kunnen worden uitgevoerd.

Doorgaans zal het meeste onderhoud aan de bovenzijde van de voegovergang worden uitgevoerd. Het uitvoeren van voegovergangen gaat in principe altijd gepaard met verkeersmaatregelen. Onderhoud aan voegovergangen dient met een geringe verkeershinder en dus binnen de werkbare uren (WBU) zoals deze op een traject gelden uitgevoerd te worden. In het onderhoudscontract zijn de werkbare uren opgenomen.
Normaliter is onderhoud aan voegovergangen onderhoudbaar. Als de werkzaamheden niet in 1 WBU nacht kunnen worden uitgevoerd, dan kunnen de werkzaamheden over meerdere WBU nachten worden verdeeld.

Het vervangen van voegovergangen is in de meeste gevallen niet mogelijk binnen de WBU. Vervanging dient dan plaats te vinden in een al dan niet aaneengesloten of gefaseerde stremming buiten de WBU. Is dat in een bepaald geval absoluut geen optie dan kunnen ook tijdelijke werkbruggen worden ingezet. Het voegovergangsysteem dient vervangen te kunnen worden voldoende beschikbare uitvoeringstijd, zodat een zorgvuldige sloop en kwalitatief goed installatie kan plaatsvinden zonder nadelige gevolgen voor de betrouwbaarheid, beschikbaarheid en levensduur van het nieuwe voegovergangsysteem. Hierbij dienen onzekerheden te worden meegenomen die tot uitloop van werkzaamheden kunnen leiden. Tevens dient de vereiste uithardingstijd of afkoeltijd alvorens het voegovergangsysteem in gebruik kan worden genomen, gerespecteerd te worden.  Meer informatie over benodigde tijden is te vinden in paragraaf 6.6.

 

Toegankelijkheid

Bepaalde voegovergangen dienen van de onderzijde af bereikbaar te zijn voor inspectie en onderhoud. Doorgaans is dit bij lamellenvoegen en ondersteunde vingervoegen het geval. Indien hier in het ontwerp geen rekening mee is gehouden, kan dit leiden tot een situatie die niet-onderhoudbaar is. Vervanging in plaats van onderhoud is dan het gevolg.

Lamellenvoegen en ondersteunde vingervoegen hebben componenten die aan veroudering, corrosie, slijtage of vermoeiing onderhevig zijn en doorgaans een kortere ontwerplevensduur hebben dan de het voegovergangsysteem. Dit houd onder andere in dat de onderdelen op ooghoogte en binnen handbereik te inspecteren en onderhouden moeten zijn. Soms is het ook mogelijk om onderhoud ook vanaf de bovenzijde uit te voeren als daar vooraf in het ontwerp van het voegovergangsysteem rekening mee is gehouden. Echter voor het goed, hindervrij en economisch uitvoeren van inspecties blijft toegankelijkheid vanaf de onderzijde bij deze types van groot belang.

Voor de typen die inspectie en onderhoud van onderaf behoeven, is een corridor nodig met de minimum afmetingen die voldoen aan de ARBO-wet. In ROK is dit onder art 6.3 aangegeven.

Afmetingen corridor
Afmetingen corridor, ROK art 6.3.

Aanbevolen maten :

  • b1: minimaal 0,6 m, bij voorkeur > 1,0 m
  • b2: minimaal 0,25 m, bij voorkeur >0,30 m
  • h1: minimaal 0,80 m
  • h2: maximaal 0,40 m indien b2 kleiner dan 0,3 m (de waarde h2 is de verticale afstand van onderzijde dilatatievoeg tot bovenzijde van het hoogst gelegden vervangbare onderdeel.

Bij bruggen met grote constructiehoogten waarbij de voegovergang niet vanaf vloerniveau op ooghoogte te inspecteren/onderhouden is, dienen bordessen te worden aangebracht die veilig bereikbaar zijn.
Ontbreken van dergelijke bordessen vereist de herhaaldelijke toepassing van tijdelijk steigerwerk, hetgeen uiteindelijk niet economisch is.

Voorgespannen onderdelen dienen gemakkelijk te ontspannen en te herspannen te zijn om vervanging mogelijk te maken. Dit houdt onder andere in dat preventieve maatregelen genomen dienen te worden om te voorkomen dat bouten in loop der tijd vast gaan zitten en de schroefdraad door corrosie onbruikbaar wordt.

Vervangbare onderdelen zoals rubber afdichtingen, glijdlagers, stuurveren en aandrukveren dienen goed toegankelijk en gemakkelijk vervangbaar te zijn zonder dat schade aan de voegovergangsconstructie, inclusief de conservering, wordt veroorzaakt.

Het ontwerp van de voegovergang dient zodanig te zijn dat vuil bij voorkeur niet ophoopt en indien niet mogelijk dan dient ophopend vuil geen schade te kunnen veroorzaken aan het voegovergangsysteem.
Afschot van afdichtingen dient minimaal 2,5% te zijn.
Indien een hemelwaterafvoersysteem onderdeel uitmaakt van de voegovergang, zoals bij vingervoegen doorgaans het geval, dan dient dit hemelwaterafvoersysteem bij de afvoerpunten voorzien te zijn opvangputten met zandvang. Deze dienen eenvoudig te kunnen worden geleegd/gereinigd vanaf een goed toegankelijke locatie die afgestemd is op het overige regulier/periodieke vaste onderhoud aan de weg.

Indien aan de onderzijde van voegovergang geluidreducerende voorzieningen worden aangebracht, dienen deze zodanig te zijn ontworpen dat inspectie en onderhoud aan de onderzijde van de voegovergang niet wordt belemmerd voor zover relevant voor het betreffende type voegovergang. Voorzieningen dienen daartoe eenvoudig te (de)monteren zijn.

Toegankelijkheid van voegovergangen aan de onderzijde bij geluidisolerende maatregelen

 

Vervangbaarheid (nieuwbouw)

Bij nieuwbouw dient er bij het ontwerp rekening mee te worden gehouden te worden dat voegovergangen vervangbaar zijn zonder dat daarbij gedurende de ontwerplevensduur van het kunstwerk ernstige c.q. onherstelbare schade wordt veroorzaakt aan de hoofddraagconstructie. Om deze reden voorziet de ROK vanaf versie 1.3 in een (nieuwe) eis:

De detaillering van de betonconstructie ter plaatse van voegovergangen en het ontwerp van de voegovergang zelf moet zodanig zijn dat vervanging van de voegovergang of onderdelen daarvan mogelijk is zonder dat schade wordt veroorzaakt aan de onderliggende betonconstructie.
Verankerde stalen voegovergangen in nieuwe kunstwerken moeten zodanig zijn ontworpen dat het in het beton verankerde deel van deze voegovergang niet hoeft te worden vervangen en de ontwerplevensduur van het kunstwerk heeft. Het deel van de voegovergang dat onderhevig is aan degradatie moet zonder sloopwerk aan de betonconstructie vervangbaar zijn.
Toelichting:
Een voorbeeld hiervan betreft het toepassen van een voegovergang waarbij het randprofiel is verankerd door middel van ingebetonneerde schetsplaten met aangelaste lusankers, zie concept 1.2a uit de RTD 1007-1.

In geval van verankerde voegovergangen kan dit o.a. worden bewerkstelligd door een constructie eenvoudig modificeerbaar te ontwerpen waarbij de onderbouw inclusief verankering kan worden hergebruikt/gehandhaafd. Bijvoorbeeld bij enkelvoudige voegen met stalen randprofielen (nieuwbouwmodel, concept 1.2a) kunnen nieuwe randprofielen gelast worden op de bestaande onderbouwconstructie. Voorwaarde is wel dat het gehandhaafde deel van de voegovergang qua vermoeiing is berekend op de ontwerplevensduur van het kunstwerk.